Dat ik helemaal naar was op de dag na de uitslag van de verkiezingen. Dat ik het echt in mijn lijf kon voelen, zóveel onmacht. En ook verdriet, en boosheid. Het gevoel weg te willen uit dit land, maar nergens heen te kunnen omdat domme mensen nou eenmaal overal zijn.
Dat mijn vriend toen zei: ‘Maar deze mensen wáren er altijd al hoor. Er is in die zin gisteravond niks ergs gebeurd.’ Dat ik ineens besefte dat dat klopte; we hebben ze alleen weer even opgeteld.