Dat er zoveel insecten waren in ons vakantiehuisje, dat ik de dode wespen op de vloer op een gegeven moment niet eens meer opruimde. Ik probeerde er nog wel omheen te stappen. Als we nog een week waren gebleven was ik er denk ik gewoon in gaan staan, hoe groot is de kans op een nog actieve angel in een dode wesp nou daadwerkelijk? Het is natuurlijk geen fijn gevoel aan je voet, maar steeds uitkijken waar je loopt of zelfs je slippers aantrekken draagt ook niet echt bij aan de ontspannenheid. Alleen voor de heel grote keek ik nog uit, volgens mijn vriend waren dat hoornaars. Ik vind dat een vervelend woord, maak er dan ‘horenaar’ van.
Dat ik ook steeds minder medelijden met ze kreeg. Het waren er wel veel die hadden geleden, maar, dacht ik: er zijn altijd nog veel meer levende insecten dan dode, dus waar hebben we het over?
Ook voor de nog levende insecten werd ik geleidelijk minder mild. De eerste dag begon ik fanatiek met redden, met glaasjes tegen het raam en de wandelkaart ertussen om ze naar buiten te transporteren. Maar op die manier kon ik wel bezig blijven. Het klapraam van de slaapkamer steeds kantelen zodat de vliegen die erop zaten hun vrijheid tegemoet konden deed ik in het begin ook, maar op een gegeven moment raakte mijn geduld op, zeker bij de vliegen die na het kantelen nog steeds hun kans niet pakten.
Op een gegeven moment liet ik de vliegen het grootste deel van de dag gewoon zitten. En de kleine vliegjes, daar begon ik al helemaal niet meer aan. Die noemde ik in mijn hoofd gewoon geen ‘vlieg’ meer.
Comentarios