Dat ik het háát om een slechte bal te slaan bij tennis. Dat ik dan soms ‘kut!’ roep maar daarna altijd besef dat dat op een tennisbaan eigenlijk niet kan. Dat voetbal wat dat betreft beter bij me past, dat heb ik vroeger ook gedaan en qua vloeken was dat ideaal.
Maar daarbij moest je zo veel rennen. Rennen voor een bal vind ik tot daaraantoe, maar vaak kwam de bal er nog niet eens echt aan. Als verdediger moest ik vooral rennen om te zorgen dat de tegenstander buitenspel zou staan. Nu begreep ik de buitenspelregel wel, maar ik had al dat rennen er niet voor over. Ik vond dat de keeper het dan beter op kon lossen, die stond immers al op de goede plek. De rest van mijn team vond dat niet.