top of page

Hoge verwachtingen

Janneke heeft hoge verwachtingen, van zichzelf én van het leven. Hoe dat elke keer weer tegenvalt, lees je hier.

Afgebakende troep

Dat ik door de bank genomen heel netjes ben, maar dat op vakantie altijd heel goed los kan laten. Dan gooi ik de kleren die ik uittrek meteen op de grond en laat ik alles slingeren. De reden dat ik dat op vakantie geen probleem vind, is dat het totale aantal spullen dat troep kan vormen dan eindig is. Thuis voelt het alsof er, als ik eenmaal begin, straks overal oneindig veel kleren liggen en papieren en – waar bestaat troep eigenlijk uit? Ja, afwas bijvoorbeeld. In een vakantiehuisje heb je meestal toch maar 6 glazen, dus in het ergste geval sta je na een tijdje een stuk of 30 dingen af te wassen. Thuis kun je bergen en bergen glazen en kleren hebben, al je kasten kunnen leeg, en er blijft maar post binnenkomen die kan gaan slingeren. Ik hou alleen van afgebakende troep.

Sinds kort is er een plek bij gekomen voor afgebakende troep, namelijk onze auto. Daar is de troep niet afgebakend door de beperkte aanlevering, maar door de beperkte ruimte. De auto is niet zo groot, en we hebben wel een imperiaal maar het zal niet snel in me opkomen om daar troep op vast te binden, ook omdat ik niet goed uit de voeten kan met spanbanden. Ik heb sowieso een enorme aversie tegen dat soort technische handelingen, ik denk ook elke keer als mijn benzine op is dat ik niet kan tanken, terwijl ik heus wel kan tanken maar het gewoon haat. ik hoop daarmee een soort hulpeloosheid uit te stralen zodat iemand anders het oppikt, maar als mijn vriend niet naast me in de auto zit zou ik niet eens weten wie. Het is echt hopen tegen beter weten in, maar ik ben niet iemand voor dingen doen met spullen. Ik zit liever in de auto te mijmeren terwijl de ander tankt. Rijden vind ik dan wel weer prettiger dan bijrijder zijn, dat is me te passief. (Ja, het verbaast mij ook niet dat ik niet gelukkig ben.)

Maar de auto is dus ook ideaal voor afgebakende troep. Heerlijk vind ik het om daar bonnetjes, lege blikjes drinken en andere random voorwerpen in te laten slingeren. Er mogen zelfs dingen op de grond liggen, pennen op de stoelen. Eerlijk gezegd vind ik de auto momenteel gezelliger dan ons eigen huis.

Sowieso heb ik ondanks mijn milieugerelateerde principes – de reden dat we zo lang geen auto hadden – nogal veel positieve associaties met onze auto: mijn hart maakt echt een klein sprongetje als ik ‘m op de parkeerplaats zie staan, ook omdat ik dan denk te weten dat mijn vriend thuis is. Wat soms niet het geval is, maar dat optimisme tussen de tijd dat ik de auto zie staan en constateer dat zijn fiets weg is pakken ze mij niet meer af. Onze auto is ook zo goed te herkennen door die imperiaal, dat maakt hem extra fijn. Alsof hij zelf ook zegt: ik sta hier! En dat ie zo bij ons huis hoort, dat je nu een huis hebt dat fijn is – hoewel netjes – en van ons, en dan nog zo’n extended eigendom een klein stukje verderop. Alsof de hele straat fijner en relevanter voor ons is geworden sinds we hem hebben.

Ik ga nog net niet zo ver dat ik, net als de vorige eigenaar van ons huis, een spiegeltje ophang in de keuken en eentje op het dak zodat ik via die twee spiegels vanuit de keuken de auto in de gaten kan houden. Het spiegeltje op het dak zit er overigens nog wel, dus het zou een kleine stap zijn. En dat ik dan vanuit de keuken de troep in de auto zie en ons nette huis daar dan ook door opleeft. Maar dat het wel afgebakend is en op afstand.

bottom of page