Na mijn bezoek aan het museum in Gouda tel ik de bedragen op: wat de trein me heeft gekost plus de ansichtkaarten en de boekenlegger met het lezende meisje erop die ik in het museumwinkeltje kocht. Hoeveel daarvan eigenlijk niet nodig was geweest.
Ik reis eigenlijk gratis, of relatief gratis, want ik heb een vrij reizen-abonnement voor in de daluren. Ik had uitgerekend dat me dat gemiddeld minder zou kosten dan al die losse kaartjes. En het zou me een gevoel van vrijheid geven, omdat het nu beter is om meer te reizen. Als ik dan twijfel of ik een vriendin in Groningen wil opzoeken, komt daar sneller ‘ja’ uit.
Reizen voelt nu als iets goeds, ik reis me suf om mijn abonnement eruit te halen. En elke keer als ik uitcheck en er niks van mijn saldo afgaat, weet ik zeker dat er allerlei beloningsgebiedjes in mijn hoofd oplichten, zou je me in een mri-scanner leggen. Dan moeten ze wel ook een OV-paal in die scanner zien te krijgen.
Maar als ik nu toch een keer in de spits reis, zoals vandaag naar het museum, omdat dat echt beter uitkwam, ben ik boos op mezelf. Het uitchecken bewijst dat ik een slecht iemand ben. Er is meer bewijs voor die stelling: dat mijn kat ooit is doodgereden (ik had nooit in de buurt van een weg moeten gaan wonen), dat ik 2 keer gesnoozed heb vanochtend, en dat ik vandaag wéér somber ben terwijl ik dat vorige week ook al was en de boel in mijn hoofd nu toch wel eens opgelost zou moeten zijn. En dan heb ik ook nog voor niks snoepjes met suiker gekocht – niet het kopen daarvan is slecht maar het feit dat ze niet genoeg hielpen tegen mijn somberheid, terwijl ik ze daar juist voor had gekocht. Geniet er dan godverdomme genoeg van.
Geld lijkt de ultieme manier van straffen te zijn, omdat het kwantificeerbaar is, en als ik me slecht voel over mezelf heb ik blijkbaar ontzettend veel behoefte om te weten hoeveel slecht. 12 euro 69 vandaag.