Als ik geen sport kijk vind ik het goed dat ik geen sport kijk: het kost veel tijd die ik niet heb, van een afstand zie ik dat het verspilling is van die tijd. Dat je beter zelf kunt gaan sporten of iets doen of maken. Maar zodra ik het kijk, verandert mijn hele kader en voelt het wezenlijk, komt het me ineens absurd voor om die mensen te laten sporten zonder dat ik ze volg.
Het allerleukste is het om iets te volgen, zoals bij een EK of WK. Het is van belang dat ik er weer bij ben de volgende keer, zo voelt het. Dat kan nét het verschil maken. Ik kan me dan bijna lichamelijk verheugen: er was iets leuks binnenkort, o ja, de kwartfinale! Hetzelfde gevoel als wanneer ik vroeger bijna jarig was. Ik vergeet nooit meer dat we in Frankrijk op de camping stonden en in onze stilstaande auto radio gingen luisteren om te horen hoe Ron Zwerver de volleybalfinale op de Olympische Spelen voor ons won. Ja, hij was heel lang (dat is hij waarschijnlijk nog steeds), maar hij deed het toch maar mooi!
Maar ook de halve finale van het EK in 2000 blijft me altijd bij: ‘s Middags had ik mijn middelbare schooldiploma uitgereikt gekregen en een paar uur later zat mijn familie binnen voor de tv terwijl ik in de tuin stond, eerst omdat ik de penalty’s te spannend vond en nadat we ze hadden verloren omdat ik me schaamde voor mijn tranen. Dat is wel een belangrijk verschil met jarig zijn, wat tot nu toe altijd lukte: de mogelijk verdrietige afloop. Het kan je stemming behoorlijk bederven. Dan voel je ook meteen weer de willekeur, van iemand volgen omdat hij zo nodig in hetzelfde land is geboren.
Wat dat betreft zijn series een veiligere gok. Daar heb je ook het leuke gevoel van ‘iets volgen’, zonder de kans op verliezen. Hoewel zo’n serie op een gegeven moment wel stopt, en dan overvalt me ook altijd een raar soort verdriet: niet alleen omdat ik het jammer vind, maar ook omdat het me doet beseffen dat het maar een serie was. Met terugwerkende kracht is het dan toch nog tijdverspilling.