top of page
Brandnetels (c) Anne van Zantwijk_header.jpg

Hoge verwachtingen

Janneke heeft hoge verwachtingen, van zichzelf én van het leven. Hoe dat elke keer weer tegenvalt, lees je hier.

Dat de straat waar ik moest zijn was afgesloten en mijn bus er dus niet stopte. Dat ik daarom één halte eerder ben uitgestapt. Dat ik toen die afgesloten straat inliep, maar er toch een fietspad bleek te zijn waar de auto’s nu ook even overheen mochten en ik ineens ook nog een geel bordje zag en dacht: zou daar dan tóch ‘bushalte’ op staan en had ik er dan toch hier uit gekund? Maar er bleek ‘huisvuil’ op te staan. Dat ik toen heel even beledigd was, omdat ik dacht dat de gemeente ons busreizigers als huisvuil beschouwde. Totdat ik besefte dat het gewoon geen halte was, dat het echt alleen voor huisvuil was bedoeld.

Misschien maken wel meer mensen deze denkfout, zodat er dan toch een groepje reizigers met minderwaardige gevoelens daar gaat staan wachten. En dat ze dan pas op dinsdag worden opgehaald, en dan ook nog om de week.

Dat ik een hele grote vaas probeerde schoon te maken, maar dat altijd nogal een klus is. Als ik hem rechtop in de gootsteen zet komt hij boven de kraan uit, dus kan ik er geen water in laten lopen. Daarom moet ik hem schuin houden, maar dan probeer ik wel te zorgen dat mijn hele aanrecht niet ook onder water loopt. Vervolgens moet ik er echt in met een borstel. Mijn hele onderarm en een deel van mijn bovenarm gaan mee. Nu stonk de vaas nogal, ik laat bloemen altijd te lang staan. Dus ik wilde met mijn arm de randen niet aanraken, anders kon ik voor mijn gevoel wel weer gaan douchen daarna. Het voelde een beetje alsof ik zo’n spel met een zenuwspiraal deed, het was schier onmogelijk. En het deed me ook nog aan iets anders denken, maar ik kon er even niet op komen wat. En toen wist ik het: alsof ik een kalf uit een koe aan het trekken was. Maar dan met een stuk minder spectaculair resultaat.

Dat iemand mij vroeg om te helpen haar kinderwagen uit de trein te tillen. Dat ik dat deed, en het al een beetje een wankel gebeuren vond, ik had namelijk maar één hand vrij. Toch lukte het me om te zorgen dat hij niet kantelde. Ik zette hem op het perron neer, niks aan de hand. Maar toen ik weg wilde lopen werd ik ineens gecorrigeerd door een man die de kinderwagen nog een klein stukje verplaatste, en daarbij een opmerking maakte over dat het wiel niet alsnog tussen het perron en de trein moest komen. De moeder en hij lachten er even om, zo van: ja, stel je voor. Dat ik hem toen een overbezorgde zeikerd vond maar ook bang was dat ik ‘m echt niet goed had neergezet.

bottom of page