top of page
Brandnetels (c) Anne van Zantwijk_header.jpg

Hoge verwachtingen

Janneke heeft hoge verwachtingen, van zichzelf én van het leven. Hoe dat elke keer weer tegenvalt, lees je hier.

Ik snap het wel, dat Teddy liever de puppybrokken wil. Hij is natuurlijk geen puppy meer, maar ze zien er gewoon lekkerder uit. Donkerder, kleiner, ronder: gezelliger. Krokanter ook. Veel beter dan de grote grijzige brokken voor volwassen honden, in degelijke driehoekjes.

Het lijkt op de keuze tussen een handje borrelnootjes en een handje walnoten. ‘Nootjes’ en ‘noten’ zegt alles al: borrelnootjes neem je even lekker tussendoor, ze knapperen in je mond en zijn weg voordat je het weet. Walnoten zijn een klus om weg te werken, die blijven overal achter je tanden en kiezen zitten. Ze lijken maar niet door je keel te willen, alsof je mond en je keel ze allebei niet willen hebben maar er onderling nog niet over uit zijn wie het stomme klusje gaat klaren.

Ik kan appels wel lekker vinden en dat ook benoemen en benadrukken hoe goed het voelt om tussendoor fruit te nemen in plaats van chips/snoep/chocola, maar ik moet het vrij hard zeggen om het zelf te geloven.

Van mij mag Teddy puppybrokken. Er zit te veel eiwit in Teddy, we hebben ook saaie grijze brokken. Maar jij mag kiezen.

Als ik geen zin heb om met vrienden van vroeger af te spreken maar de afspraak staat al, wil ik zéker niet met ze uit eten. Uit eten gaan vind ik heel leuk, je zou kunnen zeggen dat het verzachtend werkt. Maar ik vind dat dan alleen maar extra zonde. Beter nu even doorbijten bij die vrienden thuis met niet al te lekker eten en dan later een keer met de enige juiste persoon in een goed restaurant. Liever een 10 en een 3 halen dan twee keer een 5.

Soms heb ik ruzie gehad met mijn vriend en dan is het net weer opgelost maar de stemming is nog niet echt zo van ‘wat ben ik toch blij met je, ik kan me niet voorstellen dat ik ooit bij iemand anders zou willen zijn’. Dat duurt altijd nog even. Als we dan eigenlijk uit eten zouden gaan, wil ik dat cancelen. Omdat ik dat zonde vind van de potentie van het etentje. Maar door niet te gaan dramatiseer ik de situatie, dat besef ik ook wel. ‘We hadden zo’n enorme ruzie dat we ook niet meer uit eten zijn gegaan’, zeg je dan achteraf. Terwijl het helemaal geen enorme ruzie was. ‘We hadden net ruzie gehad, niet heel erg, maar wel dusdanig erg dat we niet uit eten zijn gegaan.’ Dat klinkt helemaal alsof er een scheiding op handen is, ‘dusdanig erg’, omdat je het al formeel gaat beschrijven en dus extra afstand van de betreffende manspersoon hebt genomen. Of hij zou zeggen: ‘We hadden een klein beetje ruzie, niet heel erg, maar toen vond Janneke het zonde van het geld om dan uit eten te gaan. Dus toen hebben we thuis bloemkool gegeten’. Dan verwacht je ook een scheiding, maar meer omdat je denkt: waarom blijft die man bij haar?

Hoe hij glunderend met míjn nieuwe laptop onder zijn arm naar huis loopt, ik ernaast. Hoe hij eerder in de Media Markt al blij werd van het idee dat ik een nieuwe laptop ging kopen. Hoe hij aandachtig naar de verkoper luisterde die de verschillen tussen alle processoren uitlegde. Intel nog wat. Hoe ik vooral bezig was om het gapen te onderdrukken. Hoe de verkoper nog probeerde om het in vrouwentaal uit te leggen: ‘Je zou kunnen zeggen dat deze processor een 2 is, en die andere een 6.’

We kochten de 6, of eigenlijk kocht ik hem. Nu is mijn vriend blij, plaatsvervangend blij. Hij gaat hem niet inpikken, hij heeft zelf een veel betere. Maar hij is blij omdat hij zelf zo blij zou zijn als hij eindelijk van die oude van mij af zou zijn die de 0 volgens de verkoper van de Media Markt niet eens zou halen.

Ik probeer me voor te stellen dat ik na al die jaren niet meer op mijn oude laptop werk. Het kost me moeite om het niet moeilijk te vinden. Ik besef hoe wijvig dat is, om aan een laptop gehecht te raken in plaats van te focussen op het gebruiksgemak. Ik ben ook bang voor mijn bestanden, dat ze tijdens de reis van de ene naar de andere laptop kwijtraken zoals bagage op het vliegveld. Spullen die ‘toch niet echt weg kunnen zijn’ maar dat soms toch ineens zijn. Ik voel me ook gehandicapt als de indeling op mijn bureaublad verandert, maar weet dat het onzinnig en overdreven is om die op mijn nieuwe computer hetzelfde te maken.

Als we kleren voor hem kopen, zijn de rollen omgekeerd: dan ben ik plaatsvervangend blij. Blij dat hij nu eindelijk een shirt met een v-hals heeft, niet omdat ik dat zo sexy vind maar omdat ik daar als man met zijn lichaam zo content mee zou zijn. Maar dat zou ik niet echt als ik hem was, hem maakt het niet uit. Het is eigenlijk een vorm van desinteresse, van je niet kunnen voorstellen dat de ander écht anders is. Hoe dat aan de ene kant liefde is en aan de andere kant juist niet.

We zorgen voor elkaars spullen, voor de spullen die we zelf als we de ander waren maar daarbij ook een wezenlijk deel van onze eigen voorkeuren mee zouden nemen heel waardevol zouden vinden. Ik let op de tas met kleren in de trein, zorg dat we hem niet vergeten. Zoals hij mijn nieuwe laptop nooit zou vergeten, terwijl hij bijna al het andere wel soms vergeet. Om onze eigen spullen maken we ons allebei niet zo druk, omdat we denken: wie neemt er nou een laptop/nieuwe kleren mee?

Hoe hij op mijn laptop past zoals ik zou hopen dat hij op ons hypothetische kind zou passen. Hoe ik nu al zeker weet dat die apparaten beter bij hem passen dan het vaderschap.

Hoe hij in zijn v-hals shirt mijn laptop installeert, ik heel geduldig wacht tot hij daarmee klaar is en eigenlijk hoop dat het nog een paar dagen duurt. Dat het niet lukt, dat er complicaties zijn en dat er gebeld moet worden en dat dat pas maandag kan. Dat ik dan tot die tijd Toshiba de 0 nog maar even moet gebruiken, het is niet anders. Toshiba heeft mij jaren trouwe dienst bewezen, Acer ken ik nog niet.

bottom of page