top of page
Brandnetels (c) Anne van Zantwijk_header.jpg

Hoge verwachtingen

Janneke heeft hoge verwachtingen, van zichzelf én van het leven. Hoe dat elke keer weer tegenvalt, lees je hier.

Dat steeds meer mensen bij ons in de buurt zo’n hoog piepje in de tuin hebben om katten te verjagen. Als ik er dan langs loop met de hond krijg ik elke keer dat piepje in mijn oor. Eerst was het één huis in één straat, nu is het een heel rijtje geworden. Ik zie al helemaal voor me dat ze zich eerst collectief geërgerd hebben voordat ze hiertoe overgingen. En van ergernissen bespreken nemen ze doorgaans natuurlijk alleen maar toe. Hadden ze een buurman gehad die zou zeggen: joh, maak je niet zo druk, dan was dat hele piepje er bij de helft misschien niet eens gekomen. Of het komt omdat het huis met het piepje de katten daar wegjaagt, en ze vervolgens naar de buren gaan waardoor die ook een piepje aanschaffen. Dat spreidt zich zo uit over onze buurt, totdat alle katten uiteindelijk bij ons zitten.

Ik haat die piepjes, vooral omdat ze niet allemaal precies even hoog zijn. Als ik langs het rijtje loop voelt het een beetje alsof mijn gehoorapparaat niet goed staat afgesteld, terwijl ik niet eens een gehoorapparaat heb. Of alsof ik een inbelverbinding aan het proberen ben, maar dan alleen met hoge tonen.

Ik dacht ook steeds: wie doet dat nou? Wie vindt een poepvrije tuin nou zo belangrijk dat je dat rottige piepje er zelf voor over hebt? Totdat een van mijn beste vriendinnen laatst ineens zei: er lag steeds kattenpoep in onze tuin, dus nu hebben we zo’n piepje genomen. Ik wist even niet wat ik moest zeggen, omdat ik dacht dat dit was hoe wij allebei nooit wilden worden. Dat gevoel had ik eerder ook al een keer met haar gehad, toen ze zei een nieuw huis te zoeken en daarbij als eis een parkeerplaats voor de deur had. Maar die vriendin heeft kinderen en geen katten, ik andersom. Dus misschien heb ik het zelf ook wel, maar dan op andere gebieden.

Zo zei ik laatst bijvoorbeeld tegen mijn vriend: er zijn nu wel erg veel buurtkinderen bij ons achter. Eerder waren wel een paar losse maar deze zomer hebben ze elkaar ineens ontdekt waardoor er nu een groep schreeuwende kinderen is ontstaan. Ik ben bijna de vorige bewoner van ons huis aan het worden, die de ballen die in zijn tuin terechtkwamen eerst lek prikte en dan pas teruggaf. Waarschijnlijk wilde ik zo vroeger ook niet worden, ik herinner het me niet meer precies. Mijn vriend reageerde inderdaad door te zeggen dat hij mij een ouwe lul geworden vond, dus vervolgde ik mijn betoog met meer argumenten: Ze zijn wel echt irritant hoor, ze klimmen ook op auto’s, schoppen ballen expres in de heg en ze pesten Davey. (Nu zou ik zelf ook Davey kiezen als ik iemand zou moeten pesten, maar dat moet natuurlijk nooit, het is in elk geval geen opdracht op school.) Ik besloot mijn betoog door te zeggen: gelukkig gaan ze volgende week weer naar school.

Dat geldt natuurlijk niet voor de katten. Die hoeven ook geen opleiding van mij, ze zijn al goed.

Dat ik me bij bezoek altijd erg druk maak of ze het eten wel lekker vinden, zeker als mijn vriend gekookt heeft. Dat ik er dan vaak zelf maar vast kritiek op begin te geven. Dan zeg ik bijvoorbeeld: ik vind ‘m wel erg zout, die soep. Ik hoop dan dat ze zich in elk geval niet verplicht voelen om nog een keer op te scheppen en zich eventueel zelfs vrij voelen om wat van het eten te laten staan. Iets wat ik zelf overigens nooit zou durven, daar kan geen kritiek wat aan veranderen.

Dat ik me de laatste keer dat ik echt ongegeneerd boos was nog zo goed herinner. Ik was met een bal aan het spelen met mijn beste vriendinnetje, en toen pakte Koen die van ons af. Gewoon om te pesten. Ik probeerde hem terug te krijgen, maar Koen was heel lang dus het enige wat hij hoefde te doen was de bal hoger houden dan ik was. Toen werd ik echt woest, ik kan de onmacht nog voelen. Ik uitte mijn boosheid door hem te stompen en door mijn ondertanden over mijn bovenlip heen te doen, een beetje zoals de onderbeet die mijn hond heeft maar die is er gelukkig niet boos bij (dat denken mensen soms wel, dan lopen ze helemaal om met hun hond als wij eraan komen). Koen was daar destijds echter veel minder van onder de indruk, die begon te lachen en deed mij vervolgens na met zijn mond.

Vóór dit incident zat ik er lekker in als ik kwaad was en vergat ik de rest, was er alleen maar boosheid. Nu ben ik nog wel eens boos, maar nooit meer zonder mezelf ondertussen te monitoren. Indien nodig pas ik wat censuur toe.

bottom of page