top of page
Brandnetels (c) Anne van Zantwijk_header.jpg

Hoge verwachtingen

Janneke heeft hoge verwachtingen, van zichzelf én van het leven. Hoe dat elke keer weer tegenvalt, lees je hier.

Dat ik in de afrondende fase van mijn boek zat, en met iemand in discussie raakte over komma’s. Hij vond: tussen twee persoonsvormen moet een komma. Dat vind ik op zich ook wel, dat is volgens mij zelfs de enige echt leidende regel die er over komma’s bestaat, maar in de praktijk vind ik dit vaak toch een minder goed idee. Dan maak ik vrij lange zinnen, en dan horen sommige stukken echt meer bij elkaar dan andere, en de enige manier om dat duidelijk te maken is door alleen op die plekken een komma te zetten. Anders worden het vier gelijkwaardige stukjes, terwijl de zin qua ritme toch echt bedoeld is als een kort begin, een middenstuk dat lekker snel doorgaat, en dan een eindje. Mijn discussiepartner gaf toch de voorkeur aan meer komma’s, met als argument: ik hou van compartimentaliseren. Daar kon ik inkomen, want het is een mooi woord.

Het probleem is volgens mij dat we maar één soort komma’s hebben. Je hebt eigenlijk persoonsvormkomma’s nodig, waarmee je laat merken: ik weet heus wel dat er tussen twee persoonsvormen een komma hoort, en ik help je hiermee om de zin goed te lezen. En je hebt pauze-komma’s nodig, dat zou dan een dubbele komma kunnen zijn, op plekken waar je even iets voor jezelf kunt gaan doen. Daar kun je bijkomen en ademen als je aan het voorlezen bent (als je in stilte leest mag je van mij altijd ademen – dit is trouwens zo’n zin waarbij ik de huidige enkele komma tussen ‘leest’ en ‘mag’ dus too much vind. Maar als er ook dubbele komma’s zouden bestaan,, zou ik daar gerust een enkele willen.).

Dat het soms bijna lijkt alsof sporters hun best niet doen. Bij voetbal kijken heb ik het regelmatig. Dan zijn ze eerst een tijdje heel fel, lijken ze de bal echt af te willen pakken, maar even later lijkt het ze dan tijdelijk niks te kunnen schelen. Alsof ze zichzelf echt moeten toespreken om weer te gaan rennen (wat ik overigens heel goed begrijp, maar deze mentaliteit lijkt me niet handig bij grote wedstrijden).

Ik had het ook bij de tennisfinale van de vrouwen op Roland Garros. Een van de twee leek het bij bal drie al lang en breed te hebben opgegeven. Ze sloeg wel, maar nooit echt goed en zelden in. Zo’n partij duurt dan feitelijk heel kort maar gevoelsmatig nog behoorlijk lang.

De finale van de Nations League was het ergst: daar renden ze alsof hun leven er absoluut niet vanaf hing.

Dat ik er op vakantie ineens achterkwam dat Zaïre is opgehouden te bestaan, al een tijdje blijkbaar. Dat ik dat moeilijk kon handelen. Ik was wel bekend met Congo hoor, of in elk geval met de naam, en gun dat land zijn bestaansrecht wel, maar waarom moet dat dan ten koste van Zaïre gaan? Ik had wel al tijden niks meer over dat land gehoord, maar in het geval van Afrikaanse landen is dat doorgaans een goed teken.

Geen Zaïre meer, tjonge. Dat ik het ook zo zielig vind voor Zambia, zij hoorden toch een beetje bij elkaar.

bottom of page