top of page
Brandnetels (c) Anne van Zantwijk_header.jpg

Hoge verwachtingen

Janneke heeft hoge verwachtingen, van zichzelf én van het leven. Hoe dat elke keer weer tegenvalt, lees je hier.

Dat er in Utrecht een dronken meisje bij ons de trein in stapte. Toen we na een tijdje in Hilversum waren maakte ze geen aanstalten om uit te stappen, want ze lag in een diepe slaap. Ik dacht: ze moet vast door naar Bussum of Weesp, dus ik hoef haar niet wakker te maken. Totdat ik op het perron stond en zag dat de trein na Hilversum weer terug naar Utrecht zou gaan. Dat kon de bedoeling niet zijn, ze wilde vast niet slapend pendelen in de trein, ze wilde natuurlijk naar huis. Dat ik toen terug de trein inliep en haar opnieuw wakker maakte. Dat ze toen zei: ‘Ik moet naar Hilversum.’ ‘Dit is Hilversum’, zei ik meerdere malen. Dat ze uiteindelijk met lichte tegenzin mee naar buiten liep. Ik hield haar in de gaten, was bang dat ze tussen het perron en de trein zou vallen, maar haar motoriek was nog verbazingwekkend goed. Maar toen ik even niet keek wilde ze bij de volgende deur snel de trein weer in gaan. ‘Dít ís Hilversum’, zei ik toen nog een keer op mijn allerduidelijkst, zelfs een dove die kan liplezen zou me inmiddels begrijpen (mits die niet even dronken is).

Uiteindelijk liep ze mee naar de uitgang, ik leek haar langzaam te overtuigen. ‘Ja’, zei ze toen terwijl we de trap afliepen, ‘een klein stukje met de trein nog, en dan ben ik thuis’. Ik begon het nu wel zat te worden, zoveel Hilversumontkenning op één avond. ‘Ben je op de fiets?’, vroeg ik toen maar. ‘Ja’, zei ze, ‘ik woon vlakbij het station, alleen nog een klein stukje met de trein. Komt goed, ik ben alleen een beetje moe.’ Ze probeerde mij te overtuigen van het feit dat het prima met haar ging, terwijl ik haar vooral probeerde te overtuigen van de Hilversumheid van het station.

Dat ze uiteindelijk in elk geval niet terug de poortjes door ging, maar richting het centrum. Dat ik voor haar hoopte dat ze daar ergens woont, en haar toen maar liet gaan. Dat ze geen dankjewel zei, daar had ze het te druk voor. Ze moest wakker zien te blijven, naar huis zien te komen én bluffen dat het prima met haar ging.

Dat het mij nooit goed lukt om de tuin te sproeien. Ik bedoel, ik krijg die tuin heus wel nat, daar zorgt de tuinslang voor, maar het lukt me dan niet om tegelijkertijd te zorgen dat ik geen andere objecten raak, onder wie mezelf. Ik focus zo op de planten dat ik de rest vergeet. Ik heb dan bijvoorbeeld ook niet door dat ik de planten die ik net nog water heb gegeven vervolgens vermoord door er met de slang doorheen te slepen. Het is me gewoon te veel, om die hele slang plus de omgeving in de gaten te houden, dus hou ik het bij het uiteinde.

En als ik dan uiteindelijk klaar ben, moet ik constateren dat mijn broek nat is, de buitenkussens doorweekt, er zand op mijn knieën zit en de kat op de vlucht is geslagen. Toch ben ik dan behoorlijk voldaan – want wat zorg ik toch goed voor de planten.

Dat ik naar huis liep en onderweg een kraai zag die er nogal zielig bij zat. Het leek alsof hij niet meer kon vliegen. Een paar weken daarvoor had mijn vriend nog een vogel gered door de dierenambulance te bellen. Ik weet even niet meer wat voor vogel, maar dat wilde ik ook. Toch liep ik door. Ik had mijn telefoon namelijk niet bij me en er keken alcoholisten toe vanaf een bankje, die zitten daar altijd. (Er is één heel knappe bij, of die is knap geweest (nu kan hij zijn haar eigenlijk beter afknippen, maar hij heeft waarschijnlijk wel wat anders aan zijn hoofd). Van hem denk ik altijd dat zijn uiterlijk voor zijn ondergang gezorgd heeft. Dat hij weer eens was vreemdgegaan en toen alles is kwijtgeraakt wat hij had, en daarna pas besefte hoe belangrijk zijn gezin voor hem was, maar toen was het te laat. En dat hij nu zijn kinderen helemaal niet meer mag zien vanwege zijn drankprobleem. Er is er ook een met grote geklonterde dreads, en die is altijd óf heel aardig óf woest. Tegen hem zeg ik altijd meteen hoi, in de hoop dat ik dan bij de goeden wordt geschaard.)

Misschien kwam het door de alcoholisten dat ik de vogel niet durfde te helpen, leek het overdreven om voor hun ogen te bellen over een dier in nood. Maar eenmaal thuis begon het toch te knagen, dus ben ik teruggelopen met telefoon en al. Het moest maar. Maar er was geen vogel meer, blijkbaar was hij gewoon weggevlogen. De alcoholisten zaten er nog wel.

bottom of page